Tuinbonen. En aardbeien. Ben Akkermans vond ze zo lekker dat hij ze zelf ging telen. Will van Sprang daarentegen had helemaal geen favoriete groente of vrucht. Hij ging tuinieren nadat hij zijn horoscoop had laten trekken. Ben en Will zijn de oudste leden van wat op 1 januari 1983 officieel van start ging als Volkstuindersvereniging De Oisterwijkse Baan. Op de locatie waar ze jaren vóór die datum al pionierden, zijn ze nog altijd actief. En hoe. Will vrijwel elke dag, Ben nauwelijks minder.
Verschil mag er wezen
Die lange tijd schept een band tussen de twee. Toch staan ze heel anders in de manier waarop ze hun passie voor de cyclus van zaaien, kweken en oogsten gestalte geven. En ook hoe ze binnen de vereniging opereren. Ben wat meer op de achtergrond, Will als persoon die met iedereen in contact wil zijn. “Ik ben van de communicatie”, noemt hij dat.
Volkstuinvereniging Moerenburg heeft zijn wortels halverwege de jaren zeventig van de vorige eeuw. Op het perceel aan de Oisterwijksebaan zat bloemen- en heesterkwekerij Schoones, maar dat was een bedrijf in verval. Enkele buurtgenoten grepen de kans om dicht bij huis de grond voor eigen gerief te benutten.Zo kwam ook Ben er terecht. “Een straatgenoot heeft het voor mij geregeld”, zegt hij. “Die zei: begin daar maar, het is altijd goed. Ik ben op vijftig vierkante meter aan de gang gegaan, aan huur kostte het een gulden per meter.”
Je moet op het tuincomplex goed zoeken om nog iets te vinden dat aan die tijd herinnert. Het restant van een hulsthaag, het kale geraamte van een boom die ooit vol hing met kersen (en nu met nestkasten).
Elk jaar een meter erbij
Ben: “Op de kwekerij van Schoones stonden destijds rijen coniferen. Die heb ik er zelf nog mee uitgetrokken. Het stond er ook vol met manshoge brandnetels en guldenroede. Schoonmaken was een heel karwei. Van lieverlee pakte ik er elk jaar een paar meter bij.” Will van Sprang vond jaren nadat hij was begonnen nog stukken glas in de grond op zijn perceel. “Dat moet de plek zijn geweest waar Schoones een kas had staan.”
Ben en (enkele jaren later) Will tuinierden er al toen de gemeente Tilburg de lap grond kocht. Ze was bereid te verhuren, maar dan moest er wel een echte vereniging komen. De gemeente legde riolering aan, ook werd een paardenweitje toegevoegd. Dat maakte het complex in grote lijnen tot hoe het nu is.
Drijfveren
Wat dreef de mannen om schop en schoffel ter hand te nemen? Ben (1947): “Dat weet ik zelf ook niet. Het komt in ieder geval niet van thuis uit. Mijn vader was boer, maar had een tuinman voor ’d’n hof’. Van hem zal ik wel wat afgekeken hebben. Maar ik ben er eigenlijk per ongeluk ingegroeid. Het deed wel plezier dat we al snel zelden naar de winkel hoefden voor groenten. Ik kreeg weleens commentaar van mijn wederhelft wanneer we de hele week boontjes moesten eten. Maar dat is er ook mooi aan: je leert de seizoenen kennen, veel mensen weten dat niet meer. Een vrieskist was wel al rap nodig. We hebben nog een tijd alles geweckt, maar dat was niet altijd een succes. Geregeld vlogen de deksels van de glazen potten.”
Will (1940): “Ik was al actief in Moerenburg, onder andere met de wilgenknotploeg. Ik kreeg bij mijn werkgever een functie waarin ik de leiding had over twaalf mensen. Dat gaf veel spanning. De horoscoop die ik liet trekken was er duidelijk over. ‘Je zit te veel in je hoofd, je moet meer naar de grond’, kreeg ik als advies. Aarden heet dat toch? Nou, dat werkte. Ik had rugpijn van de stress. Maar na één spade in de grond was die weg.” De kleine Will was een lastig mannetje geweest. Opvliegend, een vechtersbaasje. In alle vakanties werd het stadsjongetje naar zijn opa in Heeswijk-Dinther gestuurd. Daar ontdekte hij zichzelf als buitenmens. “Als twaalfjarige reed ik al kruiwagens met stront uit.” Er volgden er later op zijn eigen Tilburgse tuin nog heel veel.
Zelf compost maken
Het is de verandering in het tuinieren die Will als eerste noemt. De bodem verrijken zonder dat die wordt verstoord, dat staat hem aan. Hij past het toe op de tuin die hij deelt met kompaan Jan en ‘stagiaire’ Josine. Wat daar opvalt zijn de vele houten teeltbakken, strak in het gelid. “Niet mooi misschien, maar het geeft structuur. Het helpt ook bij de wisselteelt. We hebben in Excel een heel secuur zaaiplan gemaakt.”
Mulchen. Of niet?
De laatste jaren omarmde hij het mulchen. “Zwarte grond is uit de tijd. Je moet vocht vasthouden, anders krijg je woestijnen.” En daarbij is hem weinig te veel. “Ooit haalde ik daarvoor lindebladeren op, veertig zakken op een aanhangwagen. Dit jaar probeer ik schapenwol uit. Ik sta altijd wel open voor nieuwe ideeën.”
Bij Ben gaat de schop nog wel ieder jaar een halve steek de grond in om stalmest onder de grond te werken. “Ik denk dat het goed is, en het is ook altijd goed gekomen. Vierduizend jaar geleden deden de eerste boeren het toch ook al zo? Ik hoor blijkbaar ook bij de ‘zwarte tuinders’, omdat ik ieder voorjaar op onbedekte grond begin. Voor mij is dat de manier, en ik vind spitten leuk. Ik heb niks tegen nieuwe inzichten hoor. Ik denk dan: ‘ga je gang, doe je best’.”
Op eigen wijze je ding doen
Dat iedereen het tuinieren op zijn eigen manier invult is volgens Ben het leuke aan een volkstuinvereniging. Daarbinnen doet hij zo veel mogelijk op eigen wijze z’n ding. Hij haalt zijn genoegen uit een mooie opbrengst. “Ik wil onafhankelijk en zelfvoorzienend zijn, weten dat het goed spul is.” Ouderwetse gedachte? Hij schertst: “Ik heb het idee dat de volkstuin steeds meer een speelplek voor kinderen en een hangplek voor ouderen moet zijn.”
Hij zag dat de regels in vijftig jaar allengs strakker werden. “De tuinadviescommissie is steeds meer een tuinverplichtcommissie geworden. Ik snap wel dat we rekening met elkaar moeten houden, en dat regeltjes dan nodig zijn. Maar soms denk ik dat het wat ver doorschiet.”
Nieuwkomers opzoeken
Zoveel mensen, zoveel meningen. De volkstuin is een samenleving in het klein. Will plooit zich meer in dat geheel. Sterker: hij is een onvermoeibare spin in het web. Nieuwkomers zoekt hij altijd op. Natuurlijk heeft hij ook ergernissen gehad. “Je kunt wel eens pech hebben met je buren. Daar moet je dan samen uit zien te komen. Maar de tuin geeft me houvast en vrijheid tegelijk. Ik vind het echt nog elke dag plezierig.”